Obladi, oblado, obligatie…

Het (vroeger) welbekende liedje van de Beatles ging er over dat ‘Life goes on’. Dat is met obligaties wel een beetje hetzelfde. Obligaties gaan in de meeste gevallen ook gewoon ‘door’. Het is een belegging over wat langere tijd; een contract waarbij een overeengekomen looptijd en een rente over een bepaald kapitaal overeengekomen is. Met deze obligaties kunnen overheden, bedrijven en banken geld inzamelen dat jij aan hen uitleent. Een leuke anekdote op beursgeschiedenis.nl geeft dit duidelijk weer: ‘De oudst bekende obligatie ter wereld die nog steeds rente geeft, is een in 1624 uitgegeven eeuwigdurende 2,5% lening ter waarde van 1200 gulden van het waterschap Lekdijk Bovendams. De Lekdijk Bovendams, een 33 kilometer lange dijk van Amerongen naar Vreeswijk, beschermt grote delen van Holland en Utrecht tegen het water. Na een dijkdoorbraak in 1624 besloot het waterschap rentebrieven (obligaties) uit te geven om het herstel te bekostigen. Wat de obligatie uit 1624 zo bijzonder maakt is dat ze na bijna vier eeuwen nog steeds rente geeft. Een bedrag van 15 euro per jaar om precies te zijn.’

De meesten onder ons kennen obligaties van de staat. Deze ‘geeft’ een lening uit om financiële middelen aan te trekken. Ze gebruikt het bijvoorbeeld om wegen aan te leggen. Als jij dus een staatsobligatie koopt, leen je geld uit aan de overheid. Je krijgt hier jaarlijks een vast bedrag aan rente voor (ook wel coupon genoemd). Bekijk hier eens wat beleggen in obligaties zoal inhoudt.

Typen obligaties

Er bestaan dus staatsobligaties en bedrijfsobligaties. Obligaties van de staat worden uitgegeven door een overheid. Ze worden met verschillende looptijden uitgegeven en worden vaak gezien als het veiligste obligatietype dat er is, omdat deze door een overheid worden gegarandeerd. Uiteraard zijn niet alle overheden even stabiel. Staatsobligaties van opkomende landen kunnen daarom riskanter zijn dan staatsobligaties van ontwikkelde landen zoals de VS, Japan en het Verenigd Koninkrijk.

Bedrijfsobligaties zijn schuldbewijzen die door bedrijven worden uitgegeven. Wanneer een bedrijf kapitaal nodig heeft, kan het obligaties uitgeven. De risico’s die zijn verbonden aan bedrijfsobligaties hangen af van de algemene gezondheid van het bedrijf. Deze wordt uitgedrukt in de obligatierating.

Voordelen van obligaties

Ze zijn minder risicovol dan aandelen. Stel dat een bedrijf failliet gaat, dan moeten eerst de obligatiehouders terugbetaald worden en pas daarna de eventuele aandeelhouders. Maar het lagere risico kent ook een nadeel natuurlijk: de risicopremie van obligaties is lager dan bij aandelen; het verwachte rendement is dan ook lager. Stel dat het bedrijf goed presteert dan gaat de waarde van de aandelen mee omhoog; obligaties daarentegen keren een vast rentepercentage uit.

Risico’s? Ja, ook hier weer…

Zo zijn er de krediet-, rente- en valutarisico’s.

Kredietrisico is het risico dat de uitgever de ingelegde hoofdsom (of een deel ervan) niet terugbetaalt, en/of de coupons (rente) niet betaalt. Vaak wordt gezegd dat staatsobligaties een lager kredietrisico hebben dan bedrijfsobligaties. Dat is omdat overheden belastingen kunnen verhogen wanneer ze meer geld nodig hebben. Maar, let wel: er zijn genoeg voorbeelden bekend van overheden die in het verleden hun obligaties niet (volledig) terugbetaalden en natuurlijk is het risico in opkomende markten (zoals automatisering, robotica en Kunstmatige Intelligentie) en opkomende landen (zoals China, Mexico, Polen, Turkije, Taiwan, India, Brazilië, Zuid-Korea) veel hoger.

Renterisico Dit is het risico dat de waarde van de obligatie daalt doordat de marktrente stijgt. De waarde van een obligatie met een vaste coupon (vaste rente) beweegt zich tegengesteld aan de marktrente. De reden is dat wanneer de marktrente stijgt, beleggers nieuwe obligaties kunnen kopen met een hogere coupon. Daardoor worden obligaties die al zijn uitgegeven met een lagere coupon, automatisch minder waard. Daar staat tegenover dat de waarde van een vastrentende obligatie stijgt wanneer de marktrente daalt. Een voorbeeldje Stel je koopt een obligatie met een rente van 1% waarbij we aannemen dat deze rente in lijn is met de huidige marktrente. Wanneer de marktrente stijgt naar 1,5%, kunnen mensen obligaties kopen met een rente van 1,5%. Deze obligaties keren aan het eind van hun looptijd meer uit dan de obligatie die je hebt gekocht, puur omdat de marktrente is gestegen. Je obligatie daalt daardoor in waarde.

Valutarisico Beleggers die obligaties kopen die zijn uitgegeven in een buitenlandse valuta, nemen een valutarisico. Een voorbeeldje Stel dat je belegt in een obligatie die is uitgegeven in dollars en de euro stijgt ten opzichte van de dollar. In dat geval daalt de waarde van je belegging in termen van euro. Uiteraard werkt dit risico twee kanten op: als de euro daalt, stijgt de waarde van jouw obligatie als deze is uitgegeven in dollar.

Risicobeperking

Hoe kun je nu veilig je geld beleggen in obligaties? Beleg een deel van je portefeuille in obligaties met ETF’s, hiermee spreid je sowieso je risico.

Wellicht ten overvloede, maar verdiep je nog even in het risico dat beleggen ook met zich meebrengt. VanEck legt duidelijk uit: wat zijn de risico’s van ETF’s

Om onafhankelijke content te blijven produceren heeft Kuuske goede vrienden nodig die dit initiatief ondersteunen. Deze goede vrienden bestaan uit sponsoren die op basis van hun expertise en kennis toegevoegde waarden bieden met betrekking tot het informeren en de educatie van de kijker/luisteraar/lezer.

Meer kennis opdoen?

Meld je aan voor de nieuwsbrief van VanEck en Kuuske! *